Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar de HEERE God is [29]de Waarheid, Hij is de [30]levende God, en een [31]eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen. 29. Anders: de Heere is waarachtig God; of, [in] waarheid; dat is, waarlijk, waarachtiglijk. 30. Die allereigenlijkst gezegd mag worden te leven, als hebbende van eeuwigheid tot eeuwigheid zijn onbegrijpelijk, goddelijk leven en wezen in en van zichzelven, en levendmakende wien en wat Hij wil, als zijnde de fontein en auteur des levens; zie Joh.5:21,26, enz.; waarom Hij alleen als God behoort gekend en geeerd te worden. 31. Hebreeuws, Koning der eeuwigheid. Vergelijk 1 Tim.1:17.